Bestuurlijke samenwerking en samenwerkingsverbanden

  • Voor het indienen van een verzoek tot wijziging van de regio-indeling is geen specifieke regeling of beleidsregel bekend. Er dient in die situatie een gemotiveerd verzoek bij OCW/DUO te worden ingediend. Daarbij dient in elk geval te worden voldaan aan de eis van een ‘aaneengesloten postcodegebied’. Een eventuele samenvoeging kan alleen binnen de eigen sector, dus binnen PO of VO. Samenvoeging van een SWV PO en SWV VO zijn niet toegestaan. Wij weten dat in de praktijk OCW de eis stelt dat de betreffende samenwerkingsverbanden (lees de deelnemende schoolbesturen) akkoord zijn met de wijziging (er zijn bekostigingsgevolgen aan verbonden) en tevens de betrokken gemeenten akkoord zijn (uitgangspunt van de regio-indeling is dat de indeling wordt gebaseerd op gemeentegrenzen, hoewel daar uitzonderingen op zijn).

  • De werkgeversfunctie is een van de functies van de raad van toezicht. Het maakt echter verschil welk bestuursmodel van toepassing is. Als het bestuur van het samenwerkingsverband bestaat uit de aangesloten schoolbesturen dan is het praktisch ondenkbaar dat de raad van toezicht het bestuur ontslaat omdat het bestuur immers bestaat uit de aangesloten schoolbesturen (waarbij de schoolbesturen een wettelijke plicht hebben tot aansluiting op straffe van bekostigingssancties). Als sprake is van een vertrouwenscrisis tussen de aangesloten schoolbesturen en de raad van toezicht is eerder aan te nemen dat dit zal leiden tot vertrek van de intern toezichthouders. Dit laat onverlet dat de raad van toezicht wel kan ingrijpen bij een disfunctionerend bestuurslid door dit bestuurslid bijvoorbeeld voor een bepaalde periode te schorsen.

    Als het bestuur van het samenwerkingsverband bestaat uit een directeur-bestuurder berust de werkgeversfunctie (benoemen, schorsen en ontslaan, arbeidsvoorwaarden etc.) bij de raad van toezicht. De directeur-bestuurder is ‘de spin in het governance-web’. Het is aan de raad van toezicht om voldoende in verbinding te staan met de schoolbesturen, het personeel van het samenwerkingsverband en de ondersteuningsplanraad om een goed beeld te hebben van het functioneren van de directeur-bestuurder en met deze input (naast de eigen waarneming) de jaarlijkse gesprekkencyclus vorm te geven.

  • Nee, de raad van toezicht moet integraal toezicht kunnen uitoefenen. Het is niet toegestaan om bijvoorbeeld het goedkeuren van het beleid exclusief bij de aangesloten schoolbesturen neer te leggen (in de deelnemersraad of in de algemene vergadering). De raad van toezicht dient niet alleen de begroting goed te keuren maar ook het ondersteuningsplan. De begroting is immers de financiële vertaling van de inhoudelijke beleidsvoornemens van het samenwerkingsverband. De onderwijswetgeving eist bovendien dat niet alleen de begroting maar ook de strategische beleidsplannen door de intern toezichthouder moeten worden goedgekeurd.

  • De onafhankelijk voorzitter fungeert als regisseur van het governanceproces. Voor deze benoeming is een breed draagvlak nodig bij in elk geval de aangesloten schoolbesturen en de directeur-bestuurder van het samenwerkingsverband. Het is belangrijk dat deze personen ook een beslissende stem hebben in de benoeming. Dit sluit niet uit dat ook de OPR hierin een belangrijke rol kan vervullen, maar niet exclusief. Een OPR-vertegenwoordiger kan onderdeel zijn van de benoemingsadviescommissie (BAC) die belast is met de selectie van een onafhankelijk voorzitter en het doen van een voordracht ter benoeming. Indien sprake is van een unaniem BAC-advies en een positief advies van de directeur-bestuurder, is er niets op tegen om de betrokken kandidaat (tevens formeel) te laten voordragen door de OPR.

  • De leden van de raad van toezicht worden geworven op basis van een kwaliteitsprofiel. Over dit profiel moet het bestuur van het samenwerkingsverband advies vragen aan de OPR. De OPR kan aangeven bij welk profiel zij het vinden passen om een bindende voordracht te doen. Er zijn verschillende profielen mogelijk. Veelal is sprake van een specifiek expertiseprofiel, bijvoorbeeld iemand uit het sociaal domein, de jeugdhulp of de financiële hoek. Ook een stakeholders-profiel is mogelijk (iemand die ervaring heeft met medezeggenschap of belangenbehartiging van ouders, personeel, leerlingen); een lid met een stakeholdersprofiel heeft als aandachtsgebied te letten op de belangen van leerlingen, ouders en personeel van de scholen). Ook een lid dat op bindende voordracht van de OPR wordt benoemd is onafhankelijk, en fungeert zonder ‘last of ruggespraak’.

  • Dit hoeft niet het geval te zijn. Een onafhankelijk voorzitter wil zeggen dat die persoon geen enkel persoonlijk of zakelijk belang heeft bij het samenwerkingsverband of bij een van de aangesloten schoolbesturen. Het wil niet zeggen dat de onafhankelijk voorzitter geen mening mag hebben of altijd ‘beleidsneutraal’ moet zijn. Een onafhankelijk voorzitter die lid is van het intern toezichthoudend orgaan (en dus stemrecht heeft) zal zich net als de overige leden mede-verantwoordelijk voelen voor het intern toezicht. De voorzitter zal zich uiteraard concentreren op zijn voorzitterstaak maar dat ontslaat hem niet van zijn verantwoordelijkheid om net als de overige leden op inhoud zich constructief-kritisch op te stellen jegens het bestuur van het samenwerkingsverband.

  • Indien de onafhankelijk voorzitter lid wordt van het intern toezichthoudend orgaan heeft hij automatisch stemrecht, net als de overige leden van dit orgaan. Dit stemrecht kan hem dan niet worden onthouden. Het samenwerkingsverband kan ook kiezen voor een voorzitter zonder stemrecht, maar dan is juridisch gezien de voorzitter geen lid van dit orgaan. De voorzitter is dan niet bevoegd om formele documenten te tekenen (zoals het jaarverslag) en is ook niet ingeschreven bij de kamer van koophandel. Het samenwerkingsverband dient in dit situatie dus een formele voorzitter uit eigen kring te benoemen (de zgn. statutaire voorzitter). De statutaire voorzitter is wel tekeningsbevoegd en wordt ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

  • Er leven veel vragen rond privacy en het delen en verwerken van persoonsgegevens tussen gemeenten, jeugdhulp en samenwerkingsverbanden. Deze verzameling van de veelgestelde vragen geeft antwoorden.

    In deze FAQ staan antwoorden op vragen rond de volgende onderwerpen:

    • Vragen over Convenant
    • AVG, verschillende wetgeving en beroepscodes
    • Vragen over proces en rol ouders

    Privacyconvenant

    Met het Privacy Convenant worden afspraken vastgelegd tussen gemeenten, jeugdhulp en samenwerkingsverbanden over het verwerken van persoonsgegevens van jongeren (en eventueel hun ouders) in de samenwerking tussen deze partijen.

    Privacy tool

    Zoek je andere informatie over privacy en passend onderwijs? Bezoek dan onze digitale privacy tool. De tool is een praktische vertaling van wet- en regelgeving en geeft aan de hand van processtappen een overzicht van de privacyaspecten en veelgestelde vragen.

     

  • In de wet staat dat een onderwijsinstelling geen bekostiging ontvangt voor een leerling wanneer hij vóór 1 oktober meer dan 50% van de onderwijstijd ongeoorloofd verzuimd. Afwijken van de onderwijstijd op grond van de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd (Variawet) is echter geen ongeoorloofd verzuim. Er is voor deze leerling immers (tijdelijk) een ander aantal onderwijsuren vastgesteld.

  • Het is belangrijk dat er een transparante samenhang is tussen de inhoudelijke plannen van het samenwerkingsverband en de inzet van de financiën. Een programmatisch opgebouwde begroting voorziet hier in.

    Verder is het van belang te weten wat het financieel perspectief van het samenwerkingsverband is, krijgt men de komende jaren te maken met een verandering in bekostiging, krimp of beleidswijzing? Tenslotte is het van groot belang dat het samenwerkingsverband het financieel management goed vorm geeft, zodat men ín control’ is. Zie voor meer tips de volgende handreiking over de kwaliteit van de beleidsdocumenten swv’en: Handreiking voor het verbeteren van de kwaliteit van beleidsdocumenten swv’s

Ondersteuningstoewijzing

  • Nee dit is niet mogelijk. Leerlingen kunnen niet als onbekostigd worden ingeschreven. Voorheen moesten leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar tot 1 oktober meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden niet aanwezig waren, worden geregistreerd als ongeoorloofd verzuim. Hierdoor werden zij in de oude systematiek aangemerkt als niet-meetellend voor de bekostiging. Met het ingaan van de Wet Vereenvoudiging bekostiging voor het primair onderwijs d.d. 1 april 2022 is deze bepaling komen te vervallen (zie Staatsblad 2022, 4 onder 3.1.2. verzuim). 

     

    Voor inschrijving van een leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs is in alle gevallen een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) nodig. Op basis van deze inschrijving ontvangt de school bekostiging vanuit DUO. 

     

    In voorkomende gevallen waarin de verwachting is dat een leerling niet of nauwelijks naar school zal kunnen gaan gedurende een langere periode, is het mogelijk dat samenwerkingsverbanden en (v)so-scholen samen voor die leerling afspraken over de bekostiging van de leerling. In die situaties waarin de basisbekostiging (lumpsum) afdoende is om het onderwijs- en ondersteuningstraject van de leerling vorm te geven, kan afgesproken worden dat de (v)so-school de ondersteuningsmiddelen die ontvangen zijn op basis van de tlv geheel of gedeeltelijk teruggestort worden aan het samenwerkingsverband dat de tlv heeft afgegeven.  

    Klik hier voor meer informatie over maatwerk in het onderwijs.

  • Uitgangspunt is dat de school met de ouders overleg voert over de tlv-aanvraag en uitlegt aan ouders waarom een tlv wordt aangevraagd. In de tlv-aanvraag moet de school aangeven dat er overleg met de ouders hierover is gevoerd en wat het standpunt van de ouders is. Het aanvragen van een tlv is een verantwoordelijkheid van de school en niet afhankelijk van de instemming van de ouders. Indien ouders het niet eens zijn met de tlv-aanvraag moet de zienswijze van de ouders opgenomen worden in de tlv-aanvraag.

    Tegen een besluit van een samenwerkingsverband over een toelaatbaarheidsverklaring kunnen betrokken ouders, maar ook het schoolbestuur, bezwaar indienen. Elk samenwerkingsverband is wettelijk verplicht voor deze bezwaarschriftprocedure een (bezwaar)adviescommissie te hebben. Die adviescommissie brengt een advies uit aan het samenwerkingsverband dat vervolgens een beslissing moet nemen op het bezwaar.

    De meeste samenwerkingsverbanden zijn aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT).

  • De school voor voortgezet (speciaal) onderwijs waar de leerling wordt aangemeld moet de toelaatbaarheidsverklaring aanvragen. Dat doet de school bij het samenwerkingsverband passend onderwijs waar de leerling woont. Het ministerie van OCW heeft stroomschema’s ontworpen voor vier situaties. Deze stroomschema’s laten zien welke procedures een school moet doorlopen als een leerling een extra ondersteuningsbehoefte heeft.

  • Tegen zo’n besluit kunnen ouders, maar ook het schoolbestuur, binnen zes weken na afgifte van de tlv bezwaar indienen bij het samenwerkingsverband. Elk samenwerkingsverband heeft voor de bezwaarschriftprocedure een (bezwaar)adviescommissie. De meeste samenwerkingsverbanden hebben zich hiervoor aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT). De LBT is ondergebracht bij Onderwijsgeschillen. Op de website van Onderwijsgeschillen staat te lezen hoe zo’n bezwaarprocedure in zijn werk gaat. Daar is ook een formulier te vinden waarmee bezwaar ingediend kan worden bij het samenwerkingsverband.

    Meer informatie: Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT).

Ondersteuningstoewijzing lwoo en pro

  • Aan een toelaatbaarheidsverklaring pro of aanwijzing lwoo dient een volgnummer te worden toegekend. Daarbij dient er een afschrift van het advies over de ondersteuning aan de ouders te worden verstrekt.
    Bekijk een voorbeeld van een toelaatbaarheidsverklaring pro of aanwijzing lwoo.

  • Voor het samenwerkingsverband een beslissing neemt over het toewijzen van de ondersteuning voor lwoo en pro, moeten twee deskundigen advies geven. Net als bij het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring voor het (v)so. De eerste deskundige is een orthopedagoog of psycholoog. Afhankelijk van de leerling geeft ten minste een tweede deskundige advies. Dit is een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker, een arts, of een deskundige op het terrein van vmbo en pro. Deze laatste deskundige is specifiek toegevoegd voor de toewijzing van lwoo en pro. De vmbo-/pro-deskundige is een deskundige met relevante werkervaring en kennis over de schoolsoorten vmbo en praktijkonderwijs. Bijvoorbeeld een onderwijskundige met een aantal jaar werkervaring in het vmbo en pro.

    Het is niet verplicht om een vmbo-/pro-deskundige te betrekken, maar het wordt met name aanbevolen als het gaat om leerlingen die zich op het grensvlak van lwoo en pro bevinden. Reden hiervoor is dat het samenwerkingsverband goed moet kunnen inschatten of een leerling wel of niet in staat is om – met extra ondersteuning – een vmbo-diploma te halen. Het gaat hier dus niet alleen om een keuze over de ondersteuning die een leerling krijgt, maar ook over de schoolsoort waar de leerling naartoe gaat.

  • Nee, dat is niet mogelijk. Tijdens de wetsbehandeling in 2014 heeft de Tweede Kamer besloten om de mogelijkheid om eigen criteria op te stellen voor het praktijkonderwijs (via opting out) uit de wet te halen. Daarnaast heeft minister Slob in 2018 besloten om de landelijke criteria voor pro te behouden. Voor lwoo is een opting out wel mogelijk. Het samenwerkingsverband kan eigen criteria opstellen over de toewijzing en duur van lwoo en over de voorwaarden waarop scholen in aanmerking komen voor lwoo-bekostiging. Dit kan alleen als besturen in het samenwerkingsverband het daarmee eens zijn.

  • Het schooladvies van de basisschool is leidend voor toelating tot het vmbo, havo en vwo. Het pro is uitgezonderd van het leidende karakter van het schooladvies, omdat er een indicatiestelling nodig is om toegelaten te worden tot het pro. Het is dus niet zo dat het basisonderwijs via het schooladvies bepaalt of een leerling in aanmerking komt voor pro. Voor de toelating tot het pro geldt dezelfde werkwijze als voorheen. Het uiteindelijke besluit voor de toelating tot praktijkonderwijs ligt bij het samenwerkingsverband.

  • De indicatiestelling voor lwoo staat los van het schooladvies. Sommige basisscholen geven het schooladvies ‘vmbo met lwoo’. Het tweede gedeelte van dit advies – ‘met lwoo’ – is geen onderdeel van het schooladvies. Het is een constatering over de ondersteuning die deze leerling naar verwachting nodig heeft na plaatsing op de betreffende schoolsoort. Het is dus niet zo dat het basisonderwijs bepaalt of een leerling in aanmerking komt voor lwoo. Het vmbo-advies is wel leidend. Het uiteindelijke besluit over toewijzing van lwoo-bekostiging ligt bij het samenwerkingsverband.

  • Ja, dat mag. Zowel bij het begin van de schoolloopbaan vo als tussentijds.

  • In uitzonderingsgevallen mag een leerling vanuit groep 7 doorstromen naar praktijkonderwijs wanneer de leerling 8 jaar basisonderwijs heeft gevolgd, wanneer de directeur van de po-school hiervoor een positief advies geeft. Meer informatie is te vinden in artikel 39 lid 4 van de WPO: “Leerlingen bij wie naar het oordeel van de directeur van de school de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd, verlaten aan het einde van het schooljaar de school, mits hierover met de ouders overeenstemming bestaat. In elk geval verlaten de leerlingen de school aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt.” Een maatwerktraject (onderwijs op andere locatie) waarbij de leerling nog blijft ingeschreven op de po-school is ook een mogelijkheid.

  • Nee, dit mag niet. Als een leerling een vmbo-advies heeft gekregen van de basisschool, maar van het samenwerkingsverband een pro-indicatie krijgt, kan de leerling door de ouders op het vmbo worden aangemeld. In dat geval is het schooladvies leidend en laat de vmbo-school de leerling toe. De ouders kunnen er ook voor kiezen om de leerling op het pro aan te melden, waar de leerling eveneens toelaatbaar is. Als een leerling een pro-indicatie heeft, heeft de leerling een ondersteuningsbehoefte. Als de leerling wordt aangemeld bij een vmbo-school, heeft de school zorgplicht.

    De school kijkt dan of ze de juiste ondersteuning kan bieden, al dan niet met lwoo of een andere vorm van ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband. Als de leerling lwoo krijgt aangeboden, kan de school de leerling met een pro-indicatie inschrijven als lwoo-leerling. Daar hoeft geen aparte lwoo-indicatie voor te worden aangevraagd. Kan de school de leerling niet de juiste ondersteuning bieden, bijvoorbeeld omdat de school geen lwoo-licentie heeft, of de ondersteuningsbehoefte groter is dan de school kan bieden? Dan zorgt de school er in het kader van de zorgplicht voor dat de leerling op een andere passende plek binnen het samenwerkingsverband kan worden toegelaten.

Ondersteuningstoewijzing gespecialiseerd onderwijs

  • Nee dit is niet mogelijk. Leerlingen kunnen niet als onbekostigd worden ingeschreven. Voorheen moesten leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar tot 1 oktober meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden niet aanwezig waren, worden geregistreerd als ongeoorloofd verzuim. Hierdoor werden zij in de oude systematiek aangemerkt als niet-meetellend voor de bekostiging. Met het ingaan van de Wet Vereenvoudiging bekostiging voor het primair onderwijs d.d. 1 april 2022 is deze bepaling komen te vervallen (zie Staatsblad 2022, 4 onder 3.1.2. verzuim). 

     

    Voor inschrijving van een leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs is in alle gevallen een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) nodig. Op basis van deze inschrijving ontvangt de school bekostiging vanuit DUO. 

     

    In voorkomende gevallen waarin de verwachting is dat een leerling niet of nauwelijks naar school zal kunnen gaan gedurende een langere periode, is het mogelijk dat samenwerkingsverbanden en (v)so-scholen samen voor die leerling afspraken over de bekostiging van de leerling. In die situaties waarin de basisbekostiging (lumpsum) afdoende is om het onderwijs- en ondersteuningstraject van de leerling vorm te geven, kan afgesproken worden dat de (v)so-school de ondersteuningsmiddelen die ontvangen zijn op basis van de tlv geheel of gedeeltelijk teruggestort worden aan het samenwerkingsverband dat de tlv heeft afgegeven.  

    Klik hier voor meer informatie over maatwerk in het onderwijs.

  • Uitgangspunt is dat de school met de ouders overleg voert over de tlv-aanvraag en uitlegt aan ouders waarom een tlv wordt aangevraagd. In de tlv-aanvraag moet de school aangeven dat er overleg met de ouders hierover is gevoerd en wat het standpunt van de ouders is. Het aanvragen van een tlv is een verantwoordelijkheid van de school en niet afhankelijk van de instemming van de ouders. Indien ouders het niet eens zijn met de tlv-aanvraag moet de zienswijze van de ouders opgenomen worden in de tlv-aanvraag.

    Tegen een besluit van een samenwerkingsverband over een toelaatbaarheidsverklaring kunnen betrokken ouders, maar ook het schoolbestuur, bezwaar indienen. Elk samenwerkingsverband is wettelijk verplicht voor deze bezwaarschriftprocedure een (bezwaar)adviescommissie te hebben. Die adviescommissie brengt een advies uit aan het samenwerkingsverband dat vervolgens een beslissing moet nemen op het bezwaar.

    De meeste samenwerkingsverbanden zijn aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT).

  • De school voor voortgezet (speciaal) onderwijs waar de leerling wordt aangemeld moet de toelaatbaarheidsverklaring aanvragen. Dat doet de school bij het samenwerkingsverband passend onderwijs waar de leerling woont. Het ministerie van OCW heeft stroomschema’s ontworpen voor vier situaties. Deze stroomschema’s laten zien welke procedures een school moet doorlopen als een leerling een extra ondersteuningsbehoefte heeft.

  • Tegen zo’n besluit kunnen ouders, maar ook het schoolbestuur, binnen zes weken na afgifte van de tlv bezwaar indienen bij het samenwerkingsverband. Elk samenwerkingsverband heeft voor de bezwaarschriftprocedure een (bezwaar)adviescommissie. De meeste samenwerkingsverbanden hebben zich hiervoor aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT). De LBT is ondergebracht bij Onderwijsgeschillen. Op de website van Onderwijsgeschillen staat te lezen hoe zo’n bezwaarprocedure in zijn werk gaat. Daar is ook een formulier te vinden waarmee bezwaar ingediend kan worden bij het samenwerkingsverband.

    Meer informatie: Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT).

  • Uit AMvB PO

    WPO:

    Artikel 34.8. Deskundigen samenwerkingsverband

    De deskundigen, bedoeld in artikel 18a, elfde lid, van de wet zijn een orthopedagoog of een psycholoog en afhankelijk van de leerling over wiens toelaatbaarheid wordt geadviseerd ten minste een tweede deskundige, te weten een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker of een arts.

    Uit hoofdstuk 1: nadere voorschriften per onderdeel

    1.2 Deskundigen verbonden aan het samenwerkingsverband

    In dit besluit is, op grond van artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs, geregeld door welk type deskundigen het samenwerkingsverband zich moet laten adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het (voortgezet) speciaal onderwijs.

    In dit besluit is bepaald dat voor de toelating tot het speciaal basisonderwijs en voor toelating tot het (voortgezet) speciaal onderwijs het samenwerkingsverband zich moet laten adviseren door ten minste twee deskundigen waaronder in elk geval een orthopedagoog of een psycholoog. De tweede deskundige is afhankelijk van de ondersteunings-vraag van de leerling (zoals blijkt uit de gegevens van de ouders of de school). Dit is een psycholoog, een pedagoog, een maatschappelijk werker, een arts of een kinderpsychiater.

    Het samenwerkingsverband kan er voor kiezen om extra deskundigen te betrekken bij het advies over de toelaatbaarheid van een leerling. Door het opleggen van deze verplichting is geborgd dat het samenwerkingsverband relevante deskundigheid betrekt bij de beslissing over het wel of niet verwijzen van leerlingen naar speciale voorzieningen in het samenwerkingsverband.

    Er is gekozen voor een orthopedagoog omdat deze beschikt over een brede deskundigheid ten aanzien van kinderen met een mentale en/of fysieke beperking en kinderen die zich in een problematische leer- of opvoedingssituatie bevinden. Een orthopedagoog heeft een bachelor in pedagogiek afgerond en een master in orthopedagogiek, en bij voorkeur relevante werkervaring. Daarnaast is gekozen voor een psycholoog.

    Aanbevolen wordt dat het samenwerkingsverband kiest voor een psycholoog die beschikt over relevante werkervaring en kennis van kind- en systeemniveau, zodat deze deskundig is voor wat betreft de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen en het systeem waarin zij opgroeien.

    De inzet van de deskundigen ten behoeve van de toelaatbaarheidsbeoordeling, zoals hiervoor beschreven, sluit aan bij de regeling in de wet passend onderwijs dat het samenwerkingsverband kan adviseren over de ondersteuningsbehoefte en over het ontwikkelingsperspectief van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school die is aange-sloten bij het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband kan hiervoor de genoemde deskundigen inzetten.

Privacy en gegevensuitwisseling

  • Er leven veel vragen rond privacy en het delen en verwerken van persoonsgegevens tussen gemeenten, jeugdhulp en samenwerkingsverbanden. Deze verzameling van de veelgestelde vragen geeft antwoorden.

    In deze FAQ staan antwoorden op vragen rond de volgende onderwerpen:

    • Vragen over Convenant
    • AVG, verschillende wetgeving en beroepscodes
    • Vragen over proces en rol ouders

    Privacyconvenant

    Met het Privacy Convenant worden afspraken vastgelegd tussen gemeenten, jeugdhulp en samenwerkingsverbanden over het verwerken van persoonsgegevens van jongeren (en eventueel hun ouders) in de samenwerking tussen deze partijen.

    Privacy tool

    Zoek je andere informatie over privacy en passend onderwijs? Bezoek dan onze digitale privacy tool. De tool is een praktische vertaling van wet- en regelgeving en geeft aan de hand van processtappen een overzicht van de privacyaspecten en veelgestelde vragen.

     

  • Bij het opstellen van het Model Privacy Convenant Samenwerking Onderwijs-Gemeente-Jeugdhulp  is geen DPIA (een risiso-analyse ten aanzien van het verwerken van gevoelige persoonsgegevens) opgesteld. Partijen moeten het model convenant nader invulling geven door onder meer in Bijlage 3 het Casusoverleg te beschrijven en daar te vermelden welke partijen, vanuit welke wettelijke taak en verantwoordelijkheid aan tafel zitten, met welk doel en hoe in het Casusoverleg concreet met verwerking van persoonsgegevens wordt omgegaan. Gemeenten zijn verplicht om ten aanzien van het opgestelde concept Convenant een DPIA uit te voeren. Grondslag hiervoor is het besluit van de Autoriteit Persoonsgegevens van 27 november 2019. De AP heeft in dit besluit een lijst opgesteld van verwerkingen van persoonsgegevens waarvoor een DPIA verplicht is. Tot de lijst behoort ook het delen van persoonsgegevens in of door samenwerkingsverbanden waarin gemeenten met andere publieke of private partijen bijzondere persoonsgegevens of persoonsgegevens van gevoelige aard met elkaar uitwisselen. Het deelnemen aan het Privacy Convenant is een samenwerkingsverband in de zin van dit besluit. De gemeente is verplicht om de eigen Functionaris Gegevensbescherming (FG) hierbij om advies te vragen.

    Het Convenant heeft wel rekening gehouden met mogelijke risico’s die verbonden zijn aan gegevensuitwisseling in de context van meerdere partijen en daar is aandacht aan besteed met o.a. de volgende bepalingen:

    • Alleen gegevens uitwisseling met het oog op de eigen taak (doelbepaling);
    • Niet meer gegevens uitwisselen dan strikt nodig (werken met buitenkant informatie);
    • Toestemming goed regelen van betrokkene in het kader de geheimhoudingsplicht van professionals (toestemmingsformulier); Betrokkene/ouders wordt uitgenodigd voor Casusoverleg en is in principe zelf aanwezig;
    • Bij elke fase in Casusoverleg bepalen voor welk doel, welke informatie van wie nodig is (bijlage3 Inrichting casusoverleg);
    • Elke partij is als verwerkingsverantwoordelijke belast met beveiliging van persoonsgegevens (toegang bepalen, meerfactor authenticatie etc.).

    Het is vooral zaak dat elke partij voor zichzelf nagaat of met name de gezondheidsgegevens die verwerkt worden in de eigen gegevensverwerking naar aanleiding van het Casusoverleg voor betrokkene een hoog risico opleveren. Om die reden wordt aanbevolen dat de FG’s van de betrokken partijen worden betrokken bij het opstellen van het Privacy Convenant.

     

     

OGOO

Governance en intern toezicht

  • De werkgeversfunctie is een van de functies van de raad van toezicht. Het maakt echter verschil welk bestuursmodel van toepassing is. Als het bestuur van het samenwerkingsverband bestaat uit de aangesloten schoolbesturen dan is het praktisch ondenkbaar dat de raad van toezicht het bestuur ontslaat omdat het bestuur immers bestaat uit de aangesloten schoolbesturen (waarbij de schoolbesturen een wettelijke plicht hebben tot aansluiting op straffe van bekostigingssancties). Als sprake is van een vertrouwenscrisis tussen de aangesloten schoolbesturen en de raad van toezicht is eerder aan te nemen dat dit zal leiden tot vertrek van de intern toezichthouders. Dit laat onverlet dat de raad van toezicht wel kan ingrijpen bij een disfunctionerend bestuurslid door dit bestuurslid bijvoorbeeld voor een bepaalde periode te schorsen.

    Als het bestuur van het samenwerkingsverband bestaat uit een directeur-bestuurder berust de werkgeversfunctie (benoemen, schorsen en ontslaan, arbeidsvoorwaarden etc.) bij de raad van toezicht. De directeur-bestuurder is ‘de spin in het governance-web’. Het is aan de raad van toezicht om voldoende in verbinding te staan met de schoolbesturen, het personeel van het samenwerkingsverband en de ondersteuningsplanraad om een goed beeld te hebben van het functioneren van de directeur-bestuurder en met deze input (naast de eigen waarneming) de jaarlijkse gesprekkencyclus vorm te geven.

  • Nee, de raad van toezicht moet integraal toezicht kunnen uitoefenen. Het is niet toegestaan om bijvoorbeeld het goedkeuren van het beleid exclusief bij de aangesloten schoolbesturen neer te leggen (in de deelnemersraad of in de algemene vergadering). De raad van toezicht dient niet alleen de begroting goed te keuren maar ook het ondersteuningsplan. De begroting is immers de financiële vertaling van de inhoudelijke beleidsvoornemens van het samenwerkingsverband. De onderwijswetgeving eist bovendien dat niet alleen de begroting maar ook de strategische beleidsplannen door de intern toezichthouder moeten worden goedgekeurd.

  • De onafhankelijk voorzitter fungeert als regisseur van het governanceproces. Voor deze benoeming is een breed draagvlak nodig bij in elk geval de aangesloten schoolbesturen en de directeur-bestuurder van het samenwerkingsverband. Het is belangrijk dat deze personen ook een beslissende stem hebben in de benoeming. Dit sluit niet uit dat ook de OPR hierin een belangrijke rol kan vervullen, maar niet exclusief. Een OPR-vertegenwoordiger kan onderdeel zijn van de benoemingsadviescommissie (BAC) die belast is met de selectie van een onafhankelijk voorzitter en het doen van een voordracht ter benoeming. Indien sprake is van een unaniem BAC-advies en een positief advies van de directeur-bestuurder, is er niets op tegen om de betrokken kandidaat (tevens formeel) te laten voordragen door de OPR.

  • De leden van de raad van toezicht worden geworven op basis van een kwaliteitsprofiel. Over dit profiel moet het bestuur van het samenwerkingsverband advies vragen aan de OPR. De OPR kan aangeven bij welk profiel zij het vinden passen om een bindende voordracht te doen. Er zijn verschillende profielen mogelijk. Veelal is sprake van een specifiek expertiseprofiel, bijvoorbeeld iemand uit het sociaal domein, de jeugdhulp of de financiële hoek. Ook een stakeholders-profiel is mogelijk (iemand die ervaring heeft met medezeggenschap of belangenbehartiging van ouders, personeel, leerlingen); een lid met een stakeholdersprofiel heeft als aandachtsgebied te letten op de belangen van leerlingen, ouders en personeel van de scholen). Ook een lid dat op bindende voordracht van de OPR wordt benoemd is onafhankelijk, en fungeert zonder ‘last of ruggespraak’.

  • Dit hoeft niet het geval te zijn. Een onafhankelijk voorzitter wil zeggen dat die persoon geen enkel persoonlijk of zakelijk belang heeft bij het samenwerkingsverband of bij een van de aangesloten schoolbesturen. Het wil niet zeggen dat de onafhankelijk voorzitter geen mening mag hebben of altijd ‘beleidsneutraal’ moet zijn. Een onafhankelijk voorzitter die lid is van het intern toezichthoudend orgaan (en dus stemrecht heeft) zal zich net als de overige leden mede-verantwoordelijk voelen voor het intern toezicht. De voorzitter zal zich uiteraard concentreren op zijn voorzitterstaak maar dat ontslaat hem niet van zijn verantwoordelijkheid om net als de overige leden op inhoud zich constructief-kritisch op te stellen jegens het bestuur van het samenwerkingsverband.

  • Indien de onafhankelijk voorzitter lid wordt van het intern toezichthoudend orgaan heeft hij automatisch stemrecht, net als de overige leden van dit orgaan. Dit stemrecht kan hem dan niet worden onthouden. Het samenwerkingsverband kan ook kiezen voor een voorzitter zonder stemrecht, maar dan is juridisch gezien de voorzitter geen lid van dit orgaan. De voorzitter is dan niet bevoegd om formele documenten te tekenen (zoals het jaarverslag) en is ook niet ingeschreven bij de kamer van koophandel. Het samenwerkingsverband dient in dit situatie dus een formele voorzitter uit eigen kring te benoemen (de zgn. statutaire voorzitter). De statutaire voorzitter is wel tekeningsbevoegd en wordt ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Medezeggenschap passend onderwijs

  • Docenten, ouders en scholieren kunnen invloed uitoefenen op passend onderwijs binnen een school en op het beleid van een samenwerkingsverband.

    Medezeggenschap op scholen

    Elke school heeft een medezeggenschapsraad (MR), waarin ouders, personeel en – in het voortgezet onderwijs – ook leerlingen zitten. De MR denkt actief mee over het beleid van de school. De MR van de school heeft adviesrecht op het vaststellen van het schoolondersteuningsprofiel. In dit profiel beschrijft de school welke ondersteuning de school kan bieden aan leerlingen en hoe deze ondersteuning is georganiseerd.

    Medezeggenschap samenwerkingsverband

    De ondersteuningsplanraad (OPR) is een speciale medezeggenschapsraad van een samenwerkingsverband. In de OPR zitten ouders, personeel en in het voortgezet onderwijs ook leerlingen. De leden van de OPR worden afgevaardigd door de MR van de scholen, maar zij hoeven zelf niet in de MR te zitten. De OPR bestaat uit minimaal 4 leden, evenredig verdeeld over de ouder/ leerling-geleding en de personeelsgeleding. Minimaal twee keer per jaar moet het samenwerkingsverband overleg organiseren tussen de intern toezichthouder en de OPR.

    De OPR heeft instemmingsrecht op het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. In dit plan staan onder meer de afspraken van het samenwerkingsverband over de basisondersteuning die alle scholen in het samenwerkingsverband bieden. Ook wordt beschreven welke leerlingen een plek kunnen krijgen in het (voortgezet) speciaal onderwijs en hoe de verdeling van het geld is. Het ondersteuningsplan wordt ten minste 1 keer per 4 jaar aangepast. De OPR moet dit plan goedkeuren voor het samenwerkingsverband het naar de Inspectie van het Onderwijs mag sturen.

    Wet medezeggenschap op scholen

    Op deze website vind je (actuele) informatie over de Wet medezeggenschap op scholen.

Intensieve samenwerking regulier en speciaal onderwijs

  • Kijk voor meer informatie in onze uitgebreide FAQ Samenwerking regulier speciaal onderwijs op deze pagina.

  • In het ondersteuningsplan legt het samenwerkingsverband vast hoe passend onderwijs in hun regio wordt vormgegeven. Dit ondersteuningsplan wordt ten minste 1 keer per 4 jaar opgesteld. Het ondersteuningsplan is gebaseerd op de schoolondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen.

    Inhoud van het ondersteuningsplan

    In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband VO-VSO worden de volgende onderdelen beschreven:

    • Welke basisondersteuning wordt geboden aan leerlingen op alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband;
    • De manier waarop het samenwerkingsverband een samenhangend geheel van voorzieningen organiseert voor extra ondersteuning binnen de scholen en/of bovenschools;
    • De procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) of het praktijkonderwijs (pro); de procedure en criteria voor het beoordelen of een leerling is aangewezen op het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en de duur van de ondersteuningstoewijzing lwoo;
    • De procedure en het beleid voor de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs voor leerlingen van wie de duur van de toelaatbaarheidsverklaring is afgelopen;
    • De beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben;
    • De manier waarop het samenwerkingsverband ouders informeert over de ondersteuningsvoorzieningen en over de onafhankelijke ondersteuningsmogelijkheden voor ouders;
    • Financiën:
      – De procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting. Het gaat hierbij zowel om het budget voor zware ondersteuning als voor lichte ondersteuning.
      – De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen voor zware ondersteuning voor leerlingen die na de jaarlijkse teldatum van 1 oktober instromen in het (v)so, inclusief de afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen aan het samenwerkingsverband door scholen bij een ontoereikend budget voor zware ondersteuning.
      – De voorwaarden die worden gelden voor scholen om in aanmerking te komen voor een LWOO-licentie en daarmee voor bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs.

    Vaststelling ondersteuningsplan

    Voordat het plan kan worden vastgesteld, voert het samenwerkingsverband op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente(n). Ook moet de ondersteuningsplanraad (OPR) instemmen met het ondersteuningsplan.

Maatwerk en ondersteuningsstructuur

  • Indien het gaat om niet standaard aanpassingen m.b.t. de afnamecondities of te gebruiken hulpmiddelen, moet je contact opnemen met het CvTE via info@cvte.nl. Indien het gaat om meer logistieke aanpassingen, zoals examinering thuis of in een ziekenhuis of om een quarantaine-oplossing, dien je toestemming van de inspectie te hebben. Je neemt hiertoe contact op met de inspectie via examenloket@duo.nl of tel. 070-757 51 77

  • Een zorglocatie kan door een nevenvestiging te worden van een school een brin-nummer aanvragen. Dit heeft wel tot gevolg dat de zorglocatie aan de eisen zal moeten voldoen om een nevenvestiging te worden, zoals o.a. opgenomen in artikel 1 en artikel 158 van de Wet op het primair onderwijs (WPO). Eveneens dient het onderwijs dat wordt gegeven aan de deugdelijkheidseisen te voldoen.

  • De Jeugdwet biedt geen wettelijke grondslag voor het inzetten van een onderwijsvoorziening. Dit betekent dat de gemeente niet verplicht is een onderwijsvoorziening te leveren op grond van de Jeugdwet. Dit wil niet zeggen dat het niet mag of verboden is. Dit biedt enige ruimte voor gemeenten hier tijdelijk een eigen invulling aan te geven (uiteraard in overleg met onderwijs- en zorgaanbieders) bijvoorbeeld in de vorm van een tijdelijke oza-constructie.

    Het zorgkantoor kan vanuit de Wlz geen onderwijs financieren. Vanuit de Wlz kan onder andere dagbesteding worden geboden. Binnen de dagbesteding worden wel educatieve activiteiten aangeboden, bijvoorbeeld het aanleren van een dagstructuur. Dit is geen onderwijs. Dat betekent voor oza dat de ruimte vooral gezocht moet worden in de samenwerking tussen zorg (dagbesteding) en onderwijs in het invullen van het dagprogramma voor deze kinderen.

  • Alle lesuren worden geregistreerd, dus niet alleen die uren dat de leerling volgens het ingroeiplan op school aanwezig is. De school meldt de leerling geoorloofd afwezig voor de uren dat hij/zij conform de afspraken van in het OPP/het ingroeiplan niet op school aanwezig is.

    Bron: Inspectie van het Onderwijs

  • Een aanvraag voor instemming wordt door het bevoegd gezag ingediend via het ISD. De Inspectie van het Onderwijs streeft er naar om binnen 8 weken een besluit te nemen over de aanvraag. In de tussentijd kan de school al maatwerk bieden aan de leerling.

    Bron: Maatwerk in onderwijstijd voor leerlingen met een beperking | Onderwijstijd | Inspectie van het Onderwijs (onderwijsinspectie.nl)

  • De veronderstelling bestaat dat de beleidsregel afwijking onderwijstijd maximaal twee schooljaren achtereen ingezet kan en mag worden. Dit is niet het geval. Er kan zo lang als nodig gebruik gemaakt worden van deze regeling. Het bevoegd gezag vermeldt in het OPP hoe toegewerkt blijft worden aan ingroei.

    De instemming voor afwijking van de onderwijstijd loopt tot het einde van het schooljaar waarin de afwijking is aangevraagd. In het OPP wordt onderbouwd waarom de afwijking noodzakelijk is voor de leerling, waaruit het op maat gemaakte onderwijsprogramma bestaat en om hoeveel uren per week het gaat. Daarnaast wordt beschreven hoe de leerling toegroeit naar het volledig aantal uren onderwijs op school. Wanneer een leerling niet gelijk en misschien nooit 100% kan deelnemen aan het onderwijs kan ieder jaar opnieuw een aanvraag gedaan worden voor afwijking van onderwijstijd. Dit totdat de leerling volledig naar school gaat of niet meer is ingeschreven op een school.

    Bron: Maatwerk in onderwijstijd voor leerlingen met een beperking | Onderwijstijd | Inspectie van het Onderwijs (onderwijsinspectie.nl)

  • De Jeugdwet biedt geen wettelijke grondslag voor het inzetten van een onderwijsvoorziening. Dit betekent dat de gemeente niet verplicht is een onderwijsvoorziening te leveren op grond van de Jeugdwet. Dit wil niet zeggen dat het niet mag of verboden is. Dit biedt enige ruimte voor gemeenten hier tijdelijk een eigen invulling aan te geven (uiteraard in overleg met onderwijs- en zorgaanbieders) bijvoorbeeld in de vorm van een tijdelijke oza-constructie.

    Het zorgkantoor kan vanuit de Wlz geen onderwijs financieren. Vanuit de Wlz kan onder andere dagbesteding worden geboden. Binnen de dagbesteding worden wel educatieve activiteiten aangeboden, bijvoorbeeld het aanleren van een dagstructuur. Dit is geen onderwijs. Dat betekent voor oza dat de ruimte vooral gezocht moet worden in de samenwerking tussen zorg (dagbesteding) en onderwijs in het invullen van het dagprogramma voor deze kinderen.

  • In de wet staat dat een onderwijsinstelling geen bekostiging ontvangt voor een leerling wanneer hij vóór 1 oktober meer dan 50% van de onderwijstijd ongeoorloofd verzuimd. Afwijken van de onderwijstijd op grond van de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd (Variawet) is echter geen ongeoorloofd verzuim. Er is voor deze leerling immers (tijdelijk) een ander aantal onderwijsuren vastgesteld.

  • In de wet staat dat een onderwijsinstelling geen bekostiging ontvangt voor een leerling wanneer hij vóór 1 oktober meer dan 50% van de onderwijstijd ongeoorloofd verzuimd. Afwijken van de onderwijstijd op grond van de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd (Variawet) is echter geen ongeoorloofd verzuim. Er is voor deze leerling immers (tijdelijk) een ander aantal onderwijsuren vastgesteld.

  • Ja dat kan. In het Eindexamenbesluit is in artikel 59 geregeld dat  het bevoegd gezag, de inspectie gehoord, kan toestaan dat een kandidaat die in het laatste leerjaar langdurig ziek is, en een kandidaat die lange tijd ten gevolge van een bijzondere, van de wil van de kandidaat onafhankelijke omstandigheid niet in staat is geweest het onderwijs in alle betrokken eindexamenvakken gedurende het laatste leerjaar te volgen, het centraal examen en in voorkomend geval het schoolexamen, voor een deel van de vakken in het ene schooljaar en voor het andere deel in het daarop volgende schooljaar aflegt. Gespreid examen betekent dat het laatste schooljaar (het examenjaar) met één jaar wordt verlengd. Gedurende deze twee jaar van het gespreid examen wordt een deel van de vakken in het ene schooljaar afgesloten en het andere deel van de vakken in het tweede jaar van het gespreid examen afgesloten.  

  • Ja dat mag.

    Hier zijn wel de volgende voorwaarden aan verbonden: de leerling is en blijft ingeschreven staan op bekostigde school en volgt ook het onderwijs op een bekostigde school (Zie art. 10 bekostigingsbesluit WPO, art. 7 bek. Bes. Wvo en art. 9 bek. Bes. WEC)

    Voor het voortgezet onderwijs geldt bovendien dat een onderwijsactiviteit aan drie voorwaarden moet voldoen om als onderwijstijd in de zin van de wet te kunnen worden gezien:

    1. de activiteit is bewust gepland en verzorgd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag;
    2. de activiteit is uitgevoerd onder de pedagogisch-didactische verantwoordelijkheid van een leraar of een ander die hier op grond van de wet mee belast mag worden;
    3. de medezeggenschapsraad moet er vooraf mee hebben ingestemd.

    Lees hier meer over de wet- en regelgeving rondom de inkoop van expertise, materiaal en onderwijsprogramma’s bij particuliere aanbieders.

  • De jeugdarts en leerplichtambtenaren hebben geen (formele) rol hierin. Het betreft namelijk geen voorziening gebaseerd op de leerplichtwet. De school waar de leerling staat ingeschreven vraagt de onderschrijding van de onderwijstijd aan.

    Lees verder voor meer informatie over de Variawet.

  • Het is wettelijk niet toegestaan om met medeneming van publieke bekostiging het onderwijs aan een leerling uit te besteden aan een niet-bekostigde (lees: particuliere) school. Wel kunnen scholen expertise, materiaal en onderwijsprogramma’s inkopen bij particuliere aanbieders. Voorbeelden daarvan zijn de inhuur van een deskundige die op school een plusklas opzet of het inkopen van lesmateriaal dat het mogelijk maakt dat een leerling deels onderwijs thuis volgt.

    Voorwaarde voor het ontvangen van bekostiging is en blijft dat een leerling ingeschreven staat en onderwijs volgt op een bekostigde school. Hierdoor blijft de school verantwoordelijk voor de leerling en voor het onderwijs dat de leerling volgt.

     

     

  • Sinds 1 januari 2015 is de voorliggendheid van onderwijs op zorg met de hervorming van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten komen te vervallen. Onderwijs en langdurige zorg zijn sindsdien eenvoudiger te combineren omdat in de Wet langdurige zorg onderwijs niet langer als voorliggende voorziening wordt gezien. Een vrijstelling van de leerplicht is daarom niet meer nodig om zorg te kunnen ontvangen. Hierdoor kunnen onderwijs en langdurige zorg samen en tegelijk ondersteuning bieden.

  • Veel scholen zijn in de veronderstelling zijn dat zij een leerling niet mogen inschrijven als deze minder dan 50% van het onderwijsprogramma volgt. Deze veronderstelling is niet correct. Wanneer er voor een leerling afwijking van de onderwijstijd is aangevraagd en goedgekeurd, kan er tijdelijk ook een zeer beperkt aantal uren onderwijs gegeven worden.

    De wet en de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd doen geen uitspraken over een minimum percentage van de onderwijstijd die de leerling in dit geval aanwezig moet zijn. Het is wel de bedoeling dat de leerling binnen het jaar waarvoor afwijking is gevraagd weer volledig ingroeit in het onderwijs en dat de school zich daar ook voor inspant. Als dat niet binnen dat jaar lukt en de school doet opnieuw een aanvraag, dan geldt een zwaardere motiveringsplicht.

  • Symbiose kan alleen plaatsvinden tussen scholen. In de richtlijn symbiose staat beschreven welke vormen van symbiose tussen scholen mogelijk zijn. Het is niet mogelijk dat een leerling binnen de symbiose-overeenkomst onderwijs volgt bij een privéinstelling. Wel kan en mag de school met wie de symbiose is aangegaan expertise inkopen van een particuliere instelling, dat is wat anders dan dat een leerling daar echt onderwijs volgt.

  • Nee, dit hoeft niet. Om de bureaucratische last voor scholen te verminderen gaat de Inspectie van het Onderwijs akkoord met het ‘inbedden’ van de symbiose-overeenkomst in het ontwikkelingsperspectief. In de richtlijn symbiose staat de huidige symbioseregeling beschreven en kun je vinden welke onderdelen van de schriftelijke overeenkomst bij symbiose toegevoegd moeten worden aan het ontwikkelingsperspectief.

  • Soms heeft een leerling naast onderwijsondersteuning ook begeleiding, persoonlijke, verzorging en/of  verpleging nodig tijdens de onderwijsuren. De handreiking onderwijs en zorg is bedoeld als hulpmiddel voor ouders en scholen bij het voeren van gesprekken over de benodigde zorg in het onderwijs. Download hier de handreiking.

    Onderwijszorgconsulenten

    Onderwijszorgconsulenten ondersteunen ouders en scholen die problemen ervaren bij het ontwikkelen van een onderwijszorgarrangement voor een individuele leerling en daar samen niet uitkomen. Het gaat om leerlingen voor wie zorg op school voorwaardelijk is voor het kunnen volgen van onderwijs.

    Meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl/advies/onderwijszorgconsulenten/

Maatwerk in leerroutes, PTA en examens

  • Ja dit mag. Het vso mag zelf de entreeopleiding aanbieden en vormgeven[1]. Diplomering kan alleen in samenwerking met een publieke mbo-instelling. Het is niet mogelijk deze samenwerking aan te gaan met een particuliere mbo-aanbieder, omdat particuliere opleidingen c.q. private instellingen niet bekostigd mogen worden met publieke middelen.

    In het OPP van de leerling wordt verantwoord waarom entree onderwijs het beste is voor deze leerling en de grootste kans biedt op het behalen van een diploma/startkwalificatie.

    Leerlingen die binnen het vso een entreeopleiding volgen, hebben altijd het uitstroomprofiel vervolgonderwijs[2]. Zij werken in een diplomagerichte route toe naar een diploma mbo-niveau 1, dat toegang geeft tot een vervolgopleiding. Ook wanneer de jongere naar verwachting geen gebruik zal gaan maken van deze optie en uit zal stromen naar arbeid, wordt het uitstroomprofiel vastgesteld op vervolgonderwijs. Het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel bereidt leerlingen voor op functies op de arbeidsmarkt op een niveau dat ligt onder het niveau van de entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

    [1] WEC Artikel 3 lid 8

    [2] WEC Artikel 14c

  • Indien het gaat om niet standaard aanpassingen m.b.t. de afnamecondities of te gebruiken hulpmiddelen, moet je contact opnemen met het CvTE via info@cvte.nl. Indien het gaat om meer logistieke aanpassingen, zoals examinering thuis of in een ziekenhuis of om een quarantaine-oplossing, dien je toestemming van de inspectie te hebben. Je neemt hiertoe contact op met de inspectie via examenloket@duo.nl of tel. 070-757 51 77

  • Ja dat kan. In het Eindexamenbesluit is in artikel 59 geregeld dat  het bevoegd gezag, de inspectie gehoord, kan toestaan dat een kandidaat die in het laatste leerjaar langdurig ziek is, en een kandidaat die lange tijd ten gevolge van een bijzondere, van de wil van de kandidaat onafhankelijke omstandigheid niet in staat is geweest het onderwijs in alle betrokken eindexamenvakken gedurende het laatste leerjaar te volgen, het centraal examen en in voorkomend geval het schoolexamen, voor een deel van de vakken in het ene schooljaar en voor het andere deel in het daarop volgende schooljaar aflegt. Gespreid examen betekent dat het laatste schooljaar (het examenjaar) met één jaar wordt verlengd. Gedurende deze twee jaar van het gespreid examen wordt een deel van de vakken in het ene schooljaar afgesloten en het andere deel van de vakken in het tweede jaar van het gespreid examen afgesloten.  

Maatwerk en onderwijstijd

Misverstanden over en grenzen aan maatwerk

  • Nee dit is niet mogelijk. Leerlingen kunnen niet als onbekostigd worden ingeschreven. Voorheen moesten leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar tot 1 oktober meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden niet aanwezig waren, worden geregistreerd als ongeoorloofd verzuim. Hierdoor werden zij in de oude systematiek aangemerkt als niet-meetellend voor de bekostiging. Met het ingaan van de Wet Vereenvoudiging bekostiging voor het primair onderwijs d.d. 1 april 2022 is deze bepaling komen te vervallen (zie Staatsblad 2022, 4 onder 3.1.2. verzuim). 

     

    Voor inschrijving van een leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs is in alle gevallen een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) nodig. Op basis van deze inschrijving ontvangt de school bekostiging vanuit DUO. 

     

    In voorkomende gevallen waarin de verwachting is dat een leerling niet of nauwelijks naar school zal kunnen gaan gedurende een langere periode, is het mogelijk dat samenwerkingsverbanden en (v)so-scholen samen voor die leerling afspraken over de bekostiging van de leerling. In die situaties waarin de basisbekostiging (lumpsum) afdoende is om het onderwijs- en ondersteuningstraject van de leerling vorm te geven, kan afgesproken worden dat de (v)so-school de ondersteuningsmiddelen die ontvangen zijn op basis van de tlv geheel of gedeeltelijk teruggestort worden aan het samenwerkingsverband dat de tlv heeft afgegeven.  

    Klik hier voor meer informatie over maatwerk in het onderwijs.

  • In de wet staat dat een onderwijsinstelling geen bekostiging ontvangt voor een leerling wanneer hij vóór 1 oktober meer dan 50% van de onderwijstijd ongeoorloofd verzuimd. Afwijken van de onderwijstijd op grond van de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd (Variawet) is echter geen ongeoorloofd verzuim. Er is voor deze leerling immers (tijdelijk) een ander aantal onderwijsuren vastgesteld.

  • Ja dat mag.

    Hier zijn wel de volgende voorwaarden aan verbonden: de leerling is en blijft ingeschreven staan op bekostigde school en volgt ook het onderwijs op een bekostigde school (Zie art. 10 bekostigingsbesluit WPO, art. 7 bek. Bes. Wvo en art. 9 bek. Bes. WEC)

    Voor het voortgezet onderwijs geldt bovendien dat een onderwijsactiviteit aan drie voorwaarden moet voldoen om als onderwijstijd in de zin van de wet te kunnen worden gezien:

    1. de activiteit is bewust gepland en verzorgd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag;
    2. de activiteit is uitgevoerd onder de pedagogisch-didactische verantwoordelijkheid van een leraar of een ander die hier op grond van de wet mee belast mag worden;
    3. de medezeggenschapsraad moet er vooraf mee hebben ingestemd.

    Lees hier meer over de wet- en regelgeving rondom de inkoop van expertise, materiaal en onderwijsprogramma’s bij particuliere aanbieders.

  • De jeugdarts en leerplichtambtenaren hebben geen (formele) rol hierin. Het betreft namelijk geen voorziening gebaseerd op de leerplichtwet. De school waar de leerling staat ingeschreven vraagt de onderschrijding van de onderwijstijd aan.

    Lees verder voor meer informatie over de Variawet.

  • Het is wettelijk niet toegestaan om met medeneming van publieke bekostiging het onderwijs aan een leerling uit te besteden aan een niet-bekostigde (lees: particuliere) school. Wel kunnen scholen expertise, materiaal en onderwijsprogramma’s inkopen bij particuliere aanbieders. Voorbeelden daarvan zijn de inhuur van een deskundige die op school een plusklas opzet of het inkopen van lesmateriaal dat het mogelijk maakt dat een leerling deels onderwijs thuis volgt.

    Voorwaarde voor het ontvangen van bekostiging is en blijft dat een leerling ingeschreven staat en onderwijs volgt op een bekostigde school. Hierdoor blijft de school verantwoordelijk voor de leerling en voor het onderwijs dat de leerling volgt.

     

     

  • Sinds 1 januari 2015 is de voorliggendheid van onderwijs op zorg met de hervorming van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten komen te vervallen. Onderwijs en langdurige zorg zijn sindsdien eenvoudiger te combineren omdat in de Wet langdurige zorg onderwijs niet langer als voorliggende voorziening wordt gezien. Een vrijstelling van de leerplicht is daarom niet meer nodig om zorg te kunnen ontvangen. Hierdoor kunnen onderwijs en langdurige zorg samen en tegelijk ondersteuning bieden.

  • Veel scholen zijn in de veronderstelling zijn dat zij een leerling niet mogen inschrijven als deze minder dan 50% van het onderwijsprogramma volgt. Deze veronderstelling is niet correct. Wanneer er voor een leerling afwijking van de onderwijstijd is aangevraagd en goedgekeurd, kan er tijdelijk ook een zeer beperkt aantal uren onderwijs gegeven worden.

    De wet en de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd doen geen uitspraken over een minimum percentage van de onderwijstijd die de leerling in dit geval aanwezig moet zijn. Het is wel de bedoeling dat de leerling binnen het jaar waarvoor afwijking is gevraagd weer volledig ingroeit in het onderwijs en dat de school zich daar ook voor inspant. Als dat niet binnen dat jaar lukt en de school doet opnieuw een aanvraag, dan geldt een zwaardere motiveringsplicht.

Maatwerk en samenwerkingsvormen

  • Een zorglocatie kan door een nevenvestiging te worden van een school een brin-nummer aanvragen. Dit heeft wel tot gevolg dat de zorglocatie aan de eisen zal moeten voldoen om een nevenvestiging te worden, zoals o.a. opgenomen in artikel 1 en artikel 158 van de Wet op het primair onderwijs (WPO). Eveneens dient het onderwijs dat wordt gegeven aan de deugdelijkheidseisen te voldoen.

  • De Jeugdwet biedt geen wettelijke grondslag voor het inzetten van een onderwijsvoorziening. Dit betekent dat de gemeente niet verplicht is een onderwijsvoorziening te leveren op grond van de Jeugdwet. Dit wil niet zeggen dat het niet mag of verboden is. Dit biedt enige ruimte voor gemeenten hier tijdelijk een eigen invulling aan te geven (uiteraard in overleg met onderwijs- en zorgaanbieders) bijvoorbeeld in de vorm van een tijdelijke oza-constructie.

    Het zorgkantoor kan vanuit de Wlz geen onderwijs financieren. Vanuit de Wlz kan onder andere dagbesteding worden geboden. Binnen de dagbesteding worden wel educatieve activiteiten aangeboden, bijvoorbeeld het aanleren van een dagstructuur. Dit is geen onderwijs. Dat betekent voor oza dat de ruimte vooral gezocht moet worden in de samenwerking tussen zorg (dagbesteding) en onderwijs in het invullen van het dagprogramma voor deze kinderen.

  • De Jeugdwet biedt geen wettelijke grondslag voor het inzetten van een onderwijsvoorziening. Dit betekent dat de gemeente niet verplicht is een onderwijsvoorziening te leveren op grond van de Jeugdwet. Dit wil niet zeggen dat het niet mag of verboden is. Dit biedt enige ruimte voor gemeenten hier tijdelijk een eigen invulling aan te geven (uiteraard in overleg met onderwijs- en zorgaanbieders) bijvoorbeeld in de vorm van een tijdelijke oza-constructie.

    Het zorgkantoor kan vanuit de Wlz geen onderwijs financieren. Vanuit de Wlz kan onder andere dagbesteding worden geboden. Binnen de dagbesteding worden wel educatieve activiteiten aangeboden, bijvoorbeeld het aanleren van een dagstructuur. Dit is geen onderwijs. Dat betekent voor oza dat de ruimte vooral gezocht moet worden in de samenwerking tussen zorg (dagbesteding) en onderwijs in het invullen van het dagprogramma voor deze kinderen.

  • Ja dat mag.

    Hier zijn wel de volgende voorwaarden aan verbonden: de leerling is en blijft ingeschreven staan op bekostigde school en volgt ook het onderwijs op een bekostigde school (Zie art. 10 bekostigingsbesluit WPO, art. 7 bek. Bes. Wvo en art. 9 bek. Bes. WEC)

    Voor het voortgezet onderwijs geldt bovendien dat een onderwijsactiviteit aan drie voorwaarden moet voldoen om als onderwijstijd in de zin van de wet te kunnen worden gezien:

    1. de activiteit is bewust gepland en verzorgd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag;
    2. de activiteit is uitgevoerd onder de pedagogisch-didactische verantwoordelijkheid van een leraar of een ander die hier op grond van de wet mee belast mag worden;
    3. de medezeggenschapsraad moet er vooraf mee hebben ingestemd.

    Lees hier meer over de wet- en regelgeving rondom de inkoop van expertise, materiaal en onderwijsprogramma’s bij particuliere aanbieders.

Informatie over passend onderwijs

  • In de wet staat dat een onderwijsinstelling geen bekostiging ontvangt voor een leerling wanneer hij vóór 1 oktober meer dan 50% van de onderwijstijd ongeoorloofd verzuimd. Afwijken van de onderwijstijd op grond van de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd (Variawet) is echter geen ongeoorloofd verzuim. Er is voor deze leerling immers (tijdelijk) een ander aantal onderwijsuren vastgesteld.

  • Vanaf 14 juli 2019 mogen hulphonden in geen enkele openbare gelegenheid meer worden geweigerd. Onder openbare ruimtes vallen restaurants, hotels, openbare gebouwen, scholen maar ook taxi’s. Deze wetgeving is het gevolg van de ratificatie door Nederland van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Sinds het Verdrag in werking is getreden houdt het College voor de Rechten van de Mens toezicht op de implementatie en de naleving van het Verdrag.

  • Informatie over het onderwijssysteem en passend onderwijs is te vinden op www.european-agency.org. Daar kunt u klikken op landeninformatie en dan Nederland.

  • Wanneer nieuwkomers binnen het samenwerkingsverband onder ‘extra ondersteuning’ vallen, is een opp verplicht en gelden voor het opp de eisen van de Wet Passend Onderwijs.

    Voor meer informatie over nieuwkomers kijk ook eens naar ‘Maatwerk voor nieuwkomers’. Daarnaast ondersteunt Lowan Primair Onderwijs (PO) de scholen die nieuwkomers, asielzoekers opvangen binnen het primair onderwijs en plaatsen regelmatig nieuws op de site. Denk hierbij aan goede voorbeelden, onderzoek of over de rol van samenwerkingsverbanden.

    Verder biedt bij Lowan Voortgezet Onderwijs (VO) ondersteuning aan scholen in het voortgezet onderwijs, die het eerste onderwijs aan nieuwkomers verzorgen. Op hun website is meer informatie te vinden over ontwikkelde producten, die richting geven aan het onderwijsaanbod voor nieuwkomers. Denk hierbij aan informatie over toetsing en portfolio, leerlijnen, het doorstroomdossier, handreiking NT2 voor docenten in het vo en mbo.

  • Afstemming beleid samenwerkingsverbanden en gemeenten

    Jongeren met een extra ondersteuningsbehoefte in het onderwijs hebben soms ook zorg, jeugdhulp of begeleiding naar een plaats op de arbeidsmarkt nodig. Gemeenten spelen daarbij een belangrijke rol. Vanaf januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdhulp, bevordering van participatie en maatschappelijke ondersteuning (wmo). Om te zorgen voor zo goed mogelijke samenwerking tussen professionals die met jongeren werken, stemmen samenwerkingsverbanden en gemeenten hun beleidsplannen af. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de leerplicht, het leerlingenvervoer, de onderwijshuisvesting en het achterstandenbeleid. Onderwerpen die relevant zijn voor scholen.

    Samenwerkingsverband en gemeenten voeren daarom Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) over het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en over de voor het onderwijs relevante onderdelen van het beleidsplan jeugd van de gemeente(n).

    OOGO ondersteuningsplan

    De Wet passend onderwijs verplicht samenwerkingsverbanden om ten minste eenmaal in de 4 jaar een ondersteuningsplan op te stellen. Over het concept-ondersteuningsplan voeren de samenwerkingsverbanden op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente(n) in het gebied van het samenwerkingsverband. Doel hiervan is de ondersteuning aan jongeren zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.
    De volgende thema’s kunnen in het overleg ter sprake komen:

    • Samenhang in de ondersteunings- en hulpstructuur voor jeugd en gezinnen, door scholen en gemeenten;
    • De overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs en van vmbo naar mbo;
    • Thuiszittende leerplichtige leerlingen (thuiszitters);
    • Leerlingenvervoer;
    • Onderwijshuisvesting;
    • Aansluiting onderwijs op de arbeidsmarkt.

    OOGO jeugd

    Ook voor gemeenten is goede afstemming en samenwerking met het onderwijs van belang nu ze vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk zijn voor alle ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen, jongeren en opvoeders. De school zorgt voor onderwijsondersteuning, de gemeente voor extra zorg voor kind en gezin waar dat nodig is. Door de inzet van onderwijsondersteuning en zorg af te stemmen, kunnen onderwijs en gemeenten wel een integraal aanbod bieden dat uitgaat van 1 kind, 1 gezin, 1 plan.
    Volgens de nieuwe Jeugdwet moeten samenwerkingsverbanden en gemeenten op overeenstemming gericht overleg (OOGO) voeren over het conceptjeugdplan, voor zover dit het onderwijs raakt. Pas daarna kan het beleidsplan definitief door de gemeenteraad worden vastgesteld. De vorm en invulling van het OOGO jeugd zijn niet voorgeschreven in de Jeugdwet. Samenwerkingsverbanden en gemeenten kunnen hier zelf invulling aan geven.

    Meer informatie

    Informatie over de verbinding tussen passend onderwijs en zorg voor de jeugd

  • In het ondersteuningsplan legt het samenwerkingsverband vast hoe passend onderwijs in hun regio wordt vormgegeven. Dit ondersteuningsplan wordt ten minste 1 keer per 4 jaar opgesteld. Het ondersteuningsplan is gebaseerd op de schoolondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen.

    Inhoud van het ondersteuningsplan

    In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband VO-VSO worden de volgende onderdelen beschreven:

    • Welke basisondersteuning wordt geboden aan leerlingen op alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband;
    • De manier waarop het samenwerkingsverband een samenhangend geheel van voorzieningen organiseert voor extra ondersteuning binnen de scholen en/of bovenschools;
    • De procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) of het praktijkonderwijs (pro); de procedure en criteria voor het beoordelen of een leerling is aangewezen op het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en de duur van de ondersteuningstoewijzing lwoo;
    • De procedure en het beleid voor de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs voor leerlingen van wie de duur van de toelaatbaarheidsverklaring is afgelopen;
    • De beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben;
    • De manier waarop het samenwerkingsverband ouders informeert over de ondersteuningsvoorzieningen en over de onafhankelijke ondersteuningsmogelijkheden voor ouders;
    • Financiën:
      – De procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting. Het gaat hierbij zowel om het budget voor zware ondersteuning als voor lichte ondersteuning.
      – De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen voor zware ondersteuning voor leerlingen die na de jaarlijkse teldatum van 1 oktober instromen in het (v)so, inclusief de afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen aan het samenwerkingsverband door scholen bij een ontoereikend budget voor zware ondersteuning.
      – De voorwaarden die worden gelden voor scholen om in aanmerking te komen voor een LWOO-licentie en daarmee voor bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs.

    Vaststelling ondersteuningsplan

    Voordat het plan kan worden vastgesteld, voert het samenwerkingsverband op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente(n). Ook moet de ondersteuningsplanraad (OPR) instemmen met het ondersteuningsplan.

Passend onderwijs in de school

Samenwerking onderwijs en jeugdhulp

  • Er leven veel vragen rond privacy en het delen en verwerken van persoonsgegevens tussen gemeenten, jeugdhulp en samenwerkingsverbanden. Deze verzameling van de veelgestelde vragen geeft antwoorden.

    In deze FAQ staan antwoorden op vragen rond de volgende onderwerpen:

    • Vragen over Convenant
    • AVG, verschillende wetgeving en beroepscodes
    • Vragen over proces en rol ouders

    Privacyconvenant

    Met het Privacy Convenant worden afspraken vastgelegd tussen gemeenten, jeugdhulp en samenwerkingsverbanden over het verwerken van persoonsgegevens van jongeren (en eventueel hun ouders) in de samenwerking tussen deze partijen.

    Privacy tool

    Zoek je andere informatie over privacy en passend onderwijs? Bezoek dan onze digitale privacy tool. De tool is een praktische vertaling van wet- en regelgeving en geeft aan de hand van processtappen een overzicht van de privacyaspecten en veelgestelde vragen.

     

  • Het komt voor dat ouders hun kind thuis houden uit angst voor corona of omdat ze het onderwijsaanbod niet passend vinden. Uiteraard ga je als school dan eerst met de ouders in gesprek om te proberen samen tot een oplossing te komen.

    Formeel valt het onthouden van onderwijs onder het begrip ‘kindermishandeling’ en onder toepassing van de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’. De laatste stap van deze meldcode is een melding bij Veilig Thuis.

    Echter, in het ‘Handelingskader kindermishandeling en huiselijk geweld’ staat hierover het volgende: ‘Onderwijsprofessionals moeten ervoor waken dat deze laatste stap uit de meldcode niet te licht wordt genomen. Immers, verschil van inzicht over de onderwijsondersteuningsbehoefte van een kind is niet per definitie een signaal van kindermishandeling. In stap 2 van de meldcode (collegiale consultatie, advies Veilig Thuis of andere deskundige) dient men zich hiervan nadrukkelijk te vergewissen, evenals van de juiste uitvoering van stap 3 (gesprek met de ouders).’

    Ga in deze gevallen  dus niet te snel over tot melding, maar onderzoek de situatie eerst goed wat de situatie is. En in de hierboven genoemde gevallen waarbij er iets anders speelt dan mishandeling of verwaarlozing, vervolgens samen met ouders naar oplossingen te zoeken.

     

  • In de wet staat dat een onderwijsinstelling geen bekostiging ontvangt voor een leerling wanneer hij vóór 1 oktober meer dan 50% van de onderwijstijd ongeoorloofd verzuimd. Afwijken van de onderwijstijd op grond van de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking onderwijstijd (Variawet) is echter geen ongeoorloofd verzuim. Er is voor deze leerling immers (tijdelijk) een ander aantal onderwijsuren vastgesteld.

  • Soms heeft een leerling naast onderwijsondersteuning ook begeleiding, persoonlijke, verzorging en/of  verpleging nodig tijdens de onderwijsuren. De handreiking onderwijs en zorg is bedoeld als hulpmiddel voor ouders en scholen bij het voeren van gesprekken over de benodigde zorg in het onderwijs. Download hier de handreiking.

    Onderwijszorgconsulenten

    Onderwijszorgconsulenten ondersteunen ouders en scholen die problemen ervaren bij het ontwikkelen van een onderwijszorgarrangement voor een individuele leerling en daar samen niet uitkomen. Het gaat om leerlingen voor wie zorg op school voorwaardelijk is voor het kunnen volgen van onderwijs.

    Meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl/advies/onderwijszorgconsulenten/

Experiment Onderwijszorgarrangementen

  • In het experimenteerbesluit Onderwijszorgarrangementen wordt niet afgeweken van de wettelijke regels rond examens. Het bestaande systeem ten aanzien van examens blijft gelden. Dat betekent dat het afhankelijk is van de school waar de leerlingen uit het onderwijszorgarrangement staan ingeschreven of staatsexamens mogen worden ingezet. Als het gaat om een vso-school bestaat deze mogelijkheid, tenzij de vso-school een examenlicentie heeft of samenwerkt met een vo-school of vavo t.b.v. het eindexamen. Wanneer een leerling op een reguliere vo-school staat ingeschreven dan is het in principe niet mogelijk om het staatsexamen af te nemen.

     

     

  • Eén van de doelstellingen van het experiment is dat samenwerkingsverbanden meer ruimte krijgen om hun budget in te zetten. Dit betreft 2,5% van het bruto (voor aftrek van TLV) budget. Echter, het deel van het budget dat als TLV wordt doorgezet naar het speciaal onderwijs kan niet ‘flexibeler’ worden ingezet want dit is immers niet meer beschikbaar voor het samenwerkingsverband.

    Er zijn diverse scenario’s om in het experiment tot bekostiging van het onderwijs te komen, bijvoorbeeld:

    1. Gebruik maken van de basisbekostiging (bij de school) voor de leerlingen in het arrangement en dit budget benutten om het onderwijs binnen de oza te financieren. Met het swv kunnen vervolgens afspraken worden gemaakt over aanvullende inzet vanuit de 2,5% flexibele ruimte, waar dit nodig is om activiteiten op het snijvlak van onderwijs en zorg te bekostigen. Eventueel kan besloten worden om het TLV deel vanuit de school weer terug te storten naar het samenwerkingsverband.
    2. Gebruik maken van de basisbekostiging en een deel van de TLV-middelen (beide vanuit de school). Uit deze middelen kan bijv. een docent voor enkele dagen per week op het initiatief worden ingezet. Resterende TLV middelen worden teruggestort aan het swv. Ook dan kunnen met het swv afspraken gemaakt worden over aanvullende inzet vanuit de 2,5% waar dit nodig is om activiteiten op het snijvlak van onderwijs en zorg te bekostigen.

    Gebruik maken van de basisbekostiging en de volledige TLV bekostiging, eventueel aangevuld met middelen uit de 2,5% op het gebied van onderwijs en zorg.

  • Ja. Dit format zal worden toegevoegd bij de aanmeldpagina van DUO.

  • Ja.

  • Dat is op dit moment nog niet exact te zeggen. De opzet van de monitor en op welke wijze data zal worden verzameld wordt nog uitgewerkt. De onderzoekers zullen wel de administratieve lasten laag proberen te houden.

  • Wanneer leerlingen ingeschreven worden op het praktijkonderwijs, sbo, so of vso, is een tlv voor deze leerling noodzakelijk. Zonder tlv kan een leerling niet ingeschreven worden op een school voor praktijkonderwijs of gespecialiseerd onderwijs. Wel kan er tussen school en samenwerkingsverband worden afgesproken dat de middelen behorende bij de tlv worden teruggestort aan het samenwerkingsverband. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om leerlingen in te schrijven in het regulier onderwijs en met het samenwerkingsverband apart afspraken te maken over aanvullende ondersteuning.

  • Nee, dat hoeft niet. Er hoeft niet per leerling afwijking van onderwijstijd aangevraagd te worden. Wel wordt in het opp vastgelegd hoeveel uur onderwijs verwacht wordt dat de leerling kan volgen.

  • Er kunnen maximaal 80 onderwijszorgarrangementen deelnemen aan het experiment. In januari zijn 39 onderwijszorgarrangementen geselecteerd, er is dus nog plek voor 41 initiatieven. Selectie vindt plaats op basis van:

    • Verwachte bijdrage aan de doelen van het experiment:
    1. Toename van het aantal jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte die onderwijs volgen;
    2. Afname van het aantal leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte die uitvallen van school;
    3. Verbetering van de mate waarin onderwijs en zorg aansluiten bij de behoeften van leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte.
    • Evenwichtige verdeling tussen de soorten oza, de onderwijssectoren en de doelgroepen
    • Regionale spreiding van deelnemende oza
    • Spreiding over de samenwerkingsverbanden
    • Wanneer op basis van de bovenstaande criteria er nog te veel kandidaten overblijven. Dus stel dat er uit één regio of samenwerkingsverband verhoudingsgewijs heel veel aanvragen zijn, dan kan dat leiden tot loting van deelnemers uit die regio of swv om uiteindelijk te komen tot een evenwichtige spreiding.

    NB. Een oza met een niet-bekostigde school (particulier onderwijs) kan niet deelnemen aan dit experiment.

  • Het experiment heeft een looptijd van vijf jaar, tot januari 2028. Gedurende het experiment wordt de voortgang gemonitord en wordt parallel gewerkt aan het aanpassen van de wet- en regelgeving om de afwijkingsmogelijkheden (indien effectief) ook structureel mogelijk te maken.

  • De jongeren die binnen een onderwijszorgarrangement onderwijs willen gaan volgen op basis van de afwijkingsmogelijkheden uit de experimenteerregeling moeten worden ingeschreven op een school. Het is geen verplichting om alle jongeren binnen een initiatief in te schrijven op een school. Zonder inschrijving kunnen zij echter geen gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheden uit het experiment. Indien een leerling een vrijstelling onder 5a had, dan blijft deze vrijstelling behouden gedurende de looptijd van het experiment. Voor de school geldt een aangepaste zorgplicht als ze deze leerlingen inschrijven. De zorgplicht inzake de inschrijving en verwijdering komt te vervallen. Wanneer leerlingen ingeschreven worden op het praktijkonderwijs, sbo, so of vso, is een tlv voor deze leerling noodzakelijk. Zonder tlv kan een leerling niet ingeschreven worden op een school voor praktijkonderwijs of gespecialiseerd onderwijs.

  • Ja, dit kan want er is in het besluit geen minimum aantal leerlingen/jongeren gesteld voor een oza. Om aan te melden zijn echter wel een projectplan en samenwerkingsovereenkomst nodig. Om die reden ligt het meer voor de hand dat de experimenteerregeling voor collectieve initiatieven wordt aangevraagd.

  • De aanvraag kan worden ingediend van 22 mei tot en met 31 juli 2023.

    Indienen aanvraag primair onderwijs

    Voor meer informatie en het indienen van de aanvraag voor het primair onderwijs, klik hier.

    Indienen aanvraag voortgezet onderwijs

    Voor meer informatie en het indienen van de aanvraag voor het voortgezet onderwijs, klik hier.

  • Het bevoegd gezag van een school of het samenwerkingsverband kan de minister toestemming vragen voor deelname aan het experiment.

    Een schoolbestuur of samenwerkingsverband kan voor één of meerdere oza’s binnen het bestuur of binnen de regio één aanvraag doen voor deelname aan de experimenteerregeling. Er moet een samenwerkingsovereenkomst zijn met de bij de oza’s betrokken partijen. Als dit per oza andere partijen zijn, is het logisch om hiervoor meerdere samenwerkingsovereenkomsten af te sluiten en aparte aanvragen in te dienen.

  • Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen individuele arrangementen en het initiatief dat gebruik wil maken van de afwijkingsmogelijkheden. Het is de bedoeling dat het initiatief uiterlijk per september 2023 gestart is, maar leerlingen (met een individueel arrangement) kunnen gedurende de looptijd in- en uitstromen en dus op elk moment starten.

  • Ja, ook bestaande oza’s kunnen deelnemen aan het experiment. Ook voor hen geldt dan de extra handelingsruimte zoals deze binnen het experiment is geformuleerd.

  • Binnen het experiment is het mogelijk om af te wijken van de wettelijke voorschriften omtrent:

    • Onderwijstijd: er geldt geen minimum of maximum aantal uren en er hoeft niet gewerkt te worden met de beleidsregel afwijking onderwijstijd;
    • Inhoud van het onderwijs: er mag afgeweken worden van de kerndoelen binnen het onderwijs;
    • Locatie van het onderwijs: er mag ook onderwijs geboden worden op een zorglocatie;
    • Bekostiging: samenwerkingsverbanden kunnen maximaal 2,5% van hun ondersteuningsbudget flexibel inzetten voor activiteiten op het snijvlak van onderwijs en zorg.
  • Samenwerkingsverbanden die subsidiemiddelen ontvangen voor de regeling Wél in Ontwikkeling kunnen zich ook aanmelden voor het experiment Onderwijszorgarrangementen. De regeling Wél in Ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), en maakt subsidiemiddelen beschikbaar die door het samenwerkingsverband direct of indirect kunnen worden ingezet voor niet-ingeschreven jongeren.

     

    Het doel van het experiment Onderwijszorgarrangementen is te onderzoeken of afwijking van wetgeving op het gebied van onderwijstijd, inhoud van het onderwijs, locatie van het onderwijs en bekostiging in het onderwijs leidt tot een ruimer aanbod van maatwerk op het gebied van onderwijs en zorg voor leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte.

    In de praktijk is het denkbaar dat de middelen van Wél in Ontwikkeling worden ingezet voor activiteiten die voorafgaan aan de meer structurele onderwijszorgactiviteiten van het experiment Onderwijszorgarrangementen. De vormgeving is hierbij aan de betreffende scholen, besturen en samenwerkingsverbanden zelf.

  • Er is in het besluit geen minimumaantal leerlingen/jongeren gesteld voor een oza.

  • In het projectplan geef je aan op welke doelgroep het onderwijszorgarrangement betrekking heeft. Hieruit moet duidelijk worden voor welke groep leerlingen dit arrangement geschikt is.

    Bij het selecteren van de initiatieven die in aanmerking komen voor deelname aan de experimenteerregeling wordt gestreefd naar een evenwichtige verdeling tussen de soorten onderwijszorgarrangementen. De doelgroep van het onderwijszorgarrangement is daarom een van de selectiecriteria.

    De voor het experiment geselecteerde initiatieven mogen tijdens de looptijd van het experiment echter ook een leerling toelaten die niet past binnen deze doelgroepomschrijving, maar voor wie het initiatief wel passend is.

  • Nee, dit is niet het geval.

    De beschikking voor deelname aan het experiment wordt afgegeven op basis van de samenwerkingsovereenkomst die aan de aanvraag is toegevoegd. Alleen de partijen die hier genoemd worden, mogen gedurende de looptijd van het experiment gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheden die in de regeling worden genoemd.

    Wel mag individueel geleverde zorg, noodzakelijk om maatwerk te geven aan die leerling, geboden worden binnen het onderwijszorgarrangement.

  • In het format voor het projectplan moet je beschrijven van welke wettelijke voorschriften, bedoeld in de artikelen 3 en 4, in het onderwijszorgarrangement wordt afgeweken. Hiermee wordt bedoeld artikel 3 en 4 van de AMvB voor deze experimenteerregeling. Deze AMvB kun je hier downloaden. Hieronder lees je de afwijkingsmogelijkheden die in deze betreffende artikelen beschreven staan.

    Artikel 3. Afwijkingen van de wet door bevoegd gezag

    1. Het bevoegd gezag kan voor leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte met toestemming van Onze Minister, bedoeld in artikel 8, afwijken van:
      a. de voorschriften omtrent de onderwijstijd en onderwijsdagen, bedoeld in de artikelen 12 en 25 van de Wet op de expertisecentra, artikel 8, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs of de artikelen 2.38 en 2.39 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
      b. de voorschriften omtrent de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 13 van de Wet op de expertisecentra, artikel 9 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 2.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020; of
      c. de voorschriften omtrent de locatie van het onderwijs, bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra.
    2. Voor zover het betreft jongeren van wie de ouders op grond van artikel 5, onder a, van de Leerplichtwet 1969 zijn vrijgesteld van de inschrijfplicht, zijn de voorschriften omtrent de zorgplicht van scholen, bedoeld in artikel 40, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 40, vierde en elfde lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 8.9, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 niet van toepassing.

    Artikel 4. Afwijkingen van de wet door samenwerkingsverband

    1. Een samenwerkingsverband kan in overeenstemming met een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 3 voor leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte afwijken van de bekostigingsvoorschriften, bedoeld in:
      a. de artikelen 122, vijfde lid, en 124, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs, voor zover het betreft de overeenkomstige toepassing van artikel 115 van die wet; of
      b. artikel 5.40 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
    2. Een samenwerkingsverband kan ten hoogste twee en een half procent van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 122 en 124 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 5.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, aanwenden voor de financiering van kosten in een onderwijszorgarrangement die direct of indirect nodig zijn voor de uitvoering van het onderwijs of de bevordering van deelname aan het onderwijs voor leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte.
  • De leerlingen in het oza die gebruik maken van de handelingsruimte die de experimenteerregeling biedt, moeten ingeschreven zijn op een school. Om deze reden moet minimaal één school onderdeel uitmaken van het plan van aanpak. Deze school of scholen worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst.

  • De samenwerkingsovereenkomst kent geen vast format. Van de samenwerkende partijen wordt verwacht dat zij een samenwerkingsovereenkomst opstellen waarin de gemaakte afspraken over de nadere invulling van de samenwerking genoteerd worden. De samenwerkingsovereenkomst moet in ieder geval bestaan uit de onderstaande punten:

    • Contactgegevens samenwerkende partijen
    • Een omschrijving van hoe de financiering van het onderwijszorgarrangement vormgegeven zal worden. Hierbij zouden de volgende onderdelen aan bod moeten komen:
      • Bekostiging van het onderwijs
      • De financiering van de zorg
      • De financiering van kosten die verband houden met zowel onderwijs als zorg
    • Een omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van de betrokkenen in het onderwijszorgarrangement, waarbij ingegaan wordt op wie in welke gevallen de regie voert over de begeleiding van de jongeren in het onderwijszorgarrangement.
    • Overige gemaakte afspraken tussen de betrokkenen
    • Handtekening van alle betrokkenen

    Het ministerie van OCW heeft wel een voorbeeld beschikbaar gesteld. Dit voorbeeld vind je in de handreiking samenwerkingsovereenkomst experimenteerregeling onderwijszorgarrangementen. Dit is geen voorschrijvend format. Hier mag van afgeweken worden.

  • De aanvraag voor deelname aan de Experimenteerregeling Onderwijs-zorgarrangementen kan tussen 22 mei en 31 juli 2023 worden ingediend. Hiervoor zal op de website van DUO een aanmeldpagina komen.

  • Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen individuele arrangementen en het initiatief die gebruik wil maken van de afwijkingsmogelijkheden. Het is wel de bedoeling dat het initiatief uiterlijk per januari 2023 gestart is, maar leerlingen (met een individueel arrangement) kunnen gedurende de looptijd in- en uitstromen en dus op elk moment starten.

  • Er kunnen maximaal 80 onderwijszorgarrangementen (OZA) deelnemen aan het experiment. In januari zijn 39 onderwijszorgarrangementen geselecteerd, er is dus nog plek voor 41 initiatieven. Selectie vindt plaats op basis van:

    • Verwachte bijdrage aan de doelen van het experiment:
    1. Toename van het aantal jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte die onderwijs volgen;
    2. Afname van het aantal leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte die uitvallen van school;
    3. Verbetering van de mate waarin onderwijs en zorg aansluiten bij de behoeften van leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte.
    • Evenwichtige verdeling tussen de soorten OZA, de onderwijssectoren en de doelgroepen
    • Regionale spreiding van deelnemende OZA
    • Spreiding over de samenwerkingsverbanden
    • Wanneer er op basis van de bovenstaande criteria nog te veel kandidaten overblijven. Dus stel dat er uit één regio of samenwerkingsverband verhoudingsgewijs heel veel aanvragen zijn, dan kan dat leiden tot loting van deelnemers uit die regio of samenwerkingsverband om uiteindelijk te komen tot een evenwichtige spreiding.

    NB Een OZA met een niet-bekostigde school (particulier onderwijs) kan niet deelnemen aan dit experiment.

  • Nee, dat hoeft niet. Er hoeft niet per leerling afwijking van onderwijstijd aangevraagd te worden. Wel wordt in het opp van de leerling vastgelegd hoeveel uur onderwijs verwacht wordt dat de leerling kan volgen.

  • Wanneer leerlingen ingeschreven worden op het praktijkonderwijs, sbo, so of vso, is een tlv voor deze leerling noodzakelijk. Zonder tlv kan een leerling niet ingeschreven worden op een school voor praktijkonderwijs of gespecialiseerd onderwijs. Wel kan er tussen school en samenwerkingsverband worden afgesproken dat de middelen behorende bij de tlv worden teruggestort aan het samenwerkingsverband. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om leerlingen in te schrijven in het regulier onderwijs en met het samenwerkingsverband apart afspraken te maken over aanvullende ondersteuning.

  • Eén van de doelstellingen van het experiment is dat samenwerkingsverbanden meer ruimte krijgen om hun budget in te zetten voor activiteiten op het snijvlak van onderwijs en zorg. Dit betreft 2,5% van het totale bruto-budget van het samenwerkingsverband (dit is het budget vóór aftrek van de TLV). Wanneer de leerling wordt ingeschreven in het speciaal onderwijs, wordt voor de leerling een TLV afgegeven. Deze middelen, die het speciaal onderwijs ontvangt vanuit de TLV zelf, kunnen niet ‘flexibeler’ worden ingezet.

    Er zijn diverse scenario’s om in het experiment tot bekostiging van het onderwijs te komen, bijvoorbeeld:

    1. Gebruik maken van de basisbekostiging (bij de school) voor de leerlingen in het arrangement en dit budget benutten om het onderwijs binnen de OZA te financieren. Met het SWV kunnen vervolgens afspraken worden gemaakt over aanvullende inzet vanuit de 2,5% flexibele ruimte, waar dit nodig is om activiteiten op het snijvlak van onderwijs en zorg te bekostigen. Eventueel kan besloten worden om het TLV-deel vanuit de school weer terug te storten naar het samenwerkingsverband.
    2. Gebruik maken van de basisbekostiging en een deel van de TLV-middelen (beide vanuit de school). Uit deze middelen kan bijv. een docent voor enkele dagen per week op het initiatief worden ingezet. Resterende TLV-middelen worden teruggestort aan het SWV. Ook dan kunnen met het SWV afspraken worden gemaakt over aanvullende inzet vanuit de 2,5%, waar dit nodig is om activiteiten op het snijvlak van onderwijs en zorg te bekostigen.
    3. Gebruik maken van de basisbekostiging en de volledige TLV-bekostiging, eventueel aangevuld met middelen uit de 2,5% op het gebied van onderwijs en zorg.
  • De jongeren die binnen een onderwijszorgarrangement onderwijs willen gaan volgen op basis van de afwijkingsmogelijkheden uit de experimenteerregeling moeten worden ingeschreven op een school. Het is geen verplichting om álle jongeren binnen een initiatief in te schrijven op een school; zonder inschrijving kunnen zij echter geen gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheden uit het experiment.

    Indien een leerling een vrijstelling onder 5a had, dan blijft deze vrijstelling behouden gedurende de looptijd van het experiment. Voor de school geldt een aangepaste zorgplicht als ze deze leerlingen inschrijven. De zorgplicht inzake de inschrijving en verwijdering komt te vervallen. Wanneer leerlingen ingeschreven worden op het praktijkonderwijs, sbo, so of vso, is een tlv voor deze leerling noodzakelijk. Zonder tlv kan een leerling niet ingeschreven worden op een school voor praktijkonderwijs of gespecialiseerd onderwijs.

  • Binnen het experiment is het mogelijk om af te wijken van de wettelijke voorschriften omtrent:

    • Onderwijstijd: er geldt geen minimum of maximum aantal uren en er hoeft niet gewerkt te worden met de beleidsregel afwijking onderwijstijd;
    • Inhoud van het onderwijs: er mag afgeweken worden van de kerndoelen binnen het onderwijs;
    • Locatie van het onderwijs: er mag ook onderwijs geboden worden op een zorglocatie;
    • Bekostiging: samenwerkingsverbanden kunnen maximaal 2,5% van hun ondersteuningsbudget flexibel inzetten voor activiteiten op het snijvlak van onderwijs en zorg.

Staat je vraag er niet bij? Stel je vraag aan onze helpdesk